Zonder heilig geloof in het nut van de innovatie voor patiënten lukt het niet. Een gesprek met drie van hen, die met grote vasthoudendheid de geboortezorg een stukje patiëntvriendelijker hebben gemaakt.
Martine Kerkhof en Marco van Elst zijn dochter en schoonzoon van de man die Sense4Baby naar Nederland haalde. Sense4Baby is technologie waarmee je mobiel – dat wil zeggen: op iedere gewenste locatie – een hartfilmpje kunt maken van een ongeboren kindje, een zogenaamd CTG. Deze man, Chris Kerkhof, werkte bij een bedrijf dat de voorloper van dit product verkocht. In Nederland kreeg het geen voet aan de grond vanwege de dominante positie van Philips in de ziekenhuizen. Daarom bedacht hij in 2007 een nieuw businessmodel: een CTG buiten het ziekenhuis maken, gewoon bij de zwangere vrouw thuis door een speciaal daarvoor opgeleid verpleegkundige.
Hij vond enkele ziekenhuizen die wel oren hadden naar deze innovatieve vorm van telemonitoring. “Dat was in een tijd dat het thuis monitoren van patiënten nog helemaal niet bestond, mijn vader was echt de eerste”, zegt Martine Kerkhof. Waar ziekenhuizen tijdens de coronapandemie vanuit noodzaak patiënten eerder naar huis stuurden en thuis in de gaten hielden omdat er simpelweg geen plek voor hen was in het ziekenhuis, is Sense4Baby juist ontwikkeld vanuit het belang van de moeder en haar ongeboren kindje. Want het is al stressvol genoeg als er problemen zijn rond de zwangerschap. Als je dan ook nog eens, soms zelfs dagelijks, naar het ziekenhuis moet om veertig minuten aan een monitor te liggen, maakt dat de stress niet bepaald minder.
Wel succes, geen klanten
Zo ontstond het eerste virtuele ziekenhuis van Nederland: Stichting Telenatal, opgezet als zelfstandig behandelcentrum. Telenatal had het contact met de zwangere vrouwen, zorgde voor de instructie hoe de verpleegkundigen het CTG moesten aanleggen en las op afstand de hartfilmpjes uit. De resultaten werden gedeeld met de gynaecologen in het ziekenhuis, die zo een aanzienlijk lagere werklast hadden. Kerkhof vond al snel enkele ziekenhuizen bereid om op deze manier samen te werken. Samen toonden ze aan dat de kosten van geboortezorg daalden door het thuis monitoren van zwangere vrouwen. Bovendien steeg de kwaliteit van zorg. En de patiënttevredenheid was torenhoog.
De laatste jaren begint de markt te veranderen. eHealth en telemonitoring zijn sterk in opkomst, ook bij andere medische specialismen.
Ondanks de gunstige resultaten en het enthousiasme bij de deelnemende ziekenhuizen, patiënten en zorgverzekeraars, lukte het slechts mondjesmaat om meer klanten te vinden, zegt Marco van Elst, die vanaf 2012 werkt voor het bedrijf dat zijn schoonvader startte en in 2013 aandeelhouder en CEO werd. “Chris heeft het virtuele ziekenhuis in eerste instantie opgezet voor het bedrijf waar hij toen werkte. Dat bedrijf werd overgenomen, het nieuwe moederbedrijf wilde er niet meer door en mijn schoonvader is toen via een management buy-out zelfstandig verder gegaan. Hij heeft mij gevraagd om in de zaak te komen.”
Ook zijn schoonzus Martine Kerkhof, dochter van Chris, ging bij Telenatal werken. “Ik heb een medisch-technische achtergrond en werkte al in de sales van medische apparatuur toen mijn vader voor zichzelf begon en wel wat hulp kon gebruiken. Hij was er namelijk achter gekomen dat het als klein zelfstandig bedrijfje ontzettend lastig is om de zorgmarkt binnen te dringen. Een grote naam achter je is minstens zo belangrijk als de kwaliteit van je product. Te meer omdat één partij dominant was in deze markt, maar zelf geen telemonitoringoplossing had. Grote partijen kunnen een markt ontwikkelen, als kleine start-up is dat veel lastiger”, zegt ze.
Start-ups moeten het hebben van hun inventiviteit en het veel nauwer kunnen aansluiten bij ontwikkelingen in de markt. Zo kwamen er al snel nieuwe toepassingen voor het product, zoals het maken van een CTG in de eerste lijn. Toch ging het financieel nog niet echt goed met het startende bedrijfje, en ook niet met de oprichter. Chris werd ziek. In 2017, drie maanden nadat Martine beviel van een gezonde zoon, overleed hij. “Dat was een ontzettend moeilijke periode voor onze hele familie. Ik werd heen en weer geslingerd tussen allerlei emoties en kon niet echt van waarde zijn voor het bedrijf. Marco gaf gelukkig de moed niet op en zag het alleen maar als aanleiding om nog harder vechten”, zegt ze.
Definitieve doorbraak
Die strijd resulteerde erin dat Van Elst een nieuwe aandeelhouder vond die net zozeer in het product geloofde als hij: ICT Healthcare Technology Solutions (HCTS). Met nieuwe energie, investeringsruimte en extra mensen lukte het nu wél om de markt te laten groeien. Omdat er inmiddels verschillende diensten waren, kreeg het fysieke product een nieuwe naam: Sense4Baby. Inmiddels maken in acht Europese landen ziekenhuizen gebruik van deze oplossing om vrouwen thuis te monitoren. Daarnaast wordt het in Nederland in diverse regio’s ingezet om CTG’s te maken in de eerste lijn.
Van Elst: “De laatste jaren begint de markt te veranderen. eHealth en telemonitoring zijn sterk in opkomst, ook bij andere medische specialismen. Programma’s vanuit het ministerie zoals ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek’ maakten dat alle ziekenhuizen gingen onderzoeken welke zorg ze kunnen verplaatsen vanuit de tweede lijn naar de eerste lijn of naar de patiënt thuis. Dat maakt dat ziekenhuizen er anders in staan dan enkele jaren geleden, al blijft het nog steeds ook veel missionariswerk.”
Tijdens de coronapandemie heeft ICT HCTS voor noodsituaties Sense4Baby gratis beschikbaar gesteld aan ziekenhuizen, die immers in het voorjaar van 2020 zo min mogelijk patiënten wilden ontvangen. “Het was geweldig om in zo’n noodsituatie een bijdrage te kunnen leveren, hoe klein dan ook”, zegt Van Elst.
Ook in de eerste lijn
Zoals gezegd begonnen inmiddels ook verloskundigenpraktijken met het maken en interpreteren van CTG’s. Iets wat voorheen nooit gebeurde, ondanks dat verloskundigen tijdens hun opleiding les krijgen in het interpreteren van CTG’s. Het is verloskundige Siegrid Hoekstra die ervoor heeft gezorgd dat alle verzekeraars dit idee omarmen en dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft bepaald dat er vanaf 2023 een landelijk tarief komt.
Dat juist Hoekstra aanjager is van het maken van een hartfilmpje van een ongeboren kind in de eerste lijn is geen toeval als je weet dat ze ook al aan de wieg heeft gestaan van innovaties zoals de twintigwekenecho in het Verloskundig Centrum Nijmegen (VCN) en het laten draaien van een kindje in stuitligging door de verloskundige in plaats van een gynaecoloog in het ziekenhuis.
Zij zag tijdens een studiereis in 2012 dat het in Canada heel normaal is dat verloskundigenpraktijken zelf CTG’s maken. “Vanwege de grote afstanden in Canada is het onwenselijk om zwangere vrouwen voor iedere mogelijke complicatie naar het ziekenhuis te sturen.
Neem een indicatie als het voelen van verminderd leven. In negen van de tien keer blijkt er niets aan de hand te zijn en ziet het hartfilmpje er normaal uit.
Maar het geeft vrouwen natuurlijk wel stress als ze naar het ziekenhuis moeten. Ze zitten extra lang in de zorgen en reizen in de laatste fase van je zwangerschap is ook geen pretje. Daar komt bij dat je als aanstaande moeder met je verloskundige een hechte band opbouwt. In het ziekenhuis krijg je te maken met een zorgverlener die jou niet kent.”
Zes jaar pilotten
Terug in Nederland enthousiasmeerde Hoekstra andere verloskundigen binnen de coöperatie waarin het VCN actief is om eens na te denken: zou zo’n model haalbaar zijn in Nederland? Zo ja, voor welke indicaties zou je in de verloskundigenpraktijk een hartfilmpje kunnen maken?
Hoe vaak komen die indicaties in onze regio voor? En wat zou dat dan betekenen voor de hoeveelheid extra werk die op verloskundigen afkomt? Ze stelde een plan op hoofdlijnen op, dat ze besprak met zorgverzekeraar VGZ, die ze kende van de eerdere innovaties. VGZ gaf groen licht om een pilot op te zetten. Hoekstra: “De grote lijnen waren helder, maar je moet vervolgens in detail uitwerken hoe je het gaat inregelen. Welke protocollen gaan we gebruiken? Hoe borgen we de kwaliteit? Welke aanvullende training moeten verloskundigen krijgen om zelf een CTG te kunnen maken? Welke technologie gaan we gebruiken?” Het duurde een jaar om alle details in te vullen. In 2015 gingen veertien verloskundigenpraktijken en twee ziekenhuizen in de regio Nijmegen van start met het maken van een antenataal CTG in de eerste lijn voor drie indicaties: als een vrouw verminderd leven voelt, nadat een kindje in stuitligging is gedraaid, en bij vrouwen die na de uitgerekende datum bevallen (die “over tijd” zijn).
Verbluffende resultaten
Inmiddels zijn we zes jaar en talloze CTG’s verder. De resultaten zijn verbluffend. In 86 procent van de gevallen was het niet nodig om de vrouw door te sturen naar het ziekenhuis. Dat brengt een forse besparing op de zorgkosten met zich mee. De vrouwen beoordelen de zorg met het rapportcijfer 9,4. En de gynaecologen zijn heel tevreden. Zij zijn actief betrokken en zien dat verloskundigen de CTG’s uitstekend beoordelen. In geval van twijfel kunnen gynaecologen op afstand meekijken.
Janneke Banken-Croonen, directeur van het Verloskundig Centrum Nijmegen, zegt: “Met het CTG in de eerste lijn merken we dat steeds meer de juiste zorg op de juiste plek plaatsvindt en dat de samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen verbetert. Het mobiele CTG-apparaat maakt dat het relatief goedkoop en eenvoudig is om deze zorg aan te bieden door verloskundigen. Het verrichten van een consult met CTG past ook in het takenpakket van de verloskundigen. Het beoordelen van het CTG is immers een onderdeel geweest van de opleiding.”
Hoe logisch het ook is, Banken-Croonen ziet ook dat je mensen nodig hebt als Hoekstra die vasthoudend zijn en door dik en dun opkomen voor de belangen van hun cliënten, want anders verandert er niets in het systeem.
"Al met al zijn we straks tien jaar verder vanaf het eerste idee om in de eerste lijn een CTG te maken, en vijftien jaar vanaf het moment dat het technologisch mogelijk was. Zonder de passie en bevlogenheid van mensen als Siegrid en Chris was het nooit gelukt."
Een ander had er al lang de brui aan gegeven. Maar zij zijn doorgegaan, ook op de momenten dat het moeilijk was. Bij de start van het project was er twijfel over de kwaliteit van de beoordeling van het CTG door verloskundigen. Siegrid zet dan een stapje harder om een goede kwaliteitsborging te organiseren, om te laten zien: het kan wél. Zonder haar passie en energie was dit allang gestrand.”
Maar juist door haar inzet en enthousiasme zagen de regio’s Amsterdam en Zwolle ook kansen en haakten bij de pilot aan. Ondertussen begonnen ook de regio’s Kennemerland, Emmen en Helmond met het maken van CTG’s in de eerste lijn, al organiseren de betrokken ziekenhuizen en verloskundigen het daar op een net wat andere manier, buiten de pilot om.
Veertien jaar van idee tot volwassen markt
Het is veertien jaar nadat Chris Kerkhof het idee voor een virtueel ziekenhuis uitwerkte en begon met het op afstand monitoren van zwangere vrouwen en pas nu is de beweging zo groot dat iedereen erop vertrouwt dat het niet meer ‘terugrolt’. Er zijn nu simpelweg teveel ziekenhuizen, verloskundigen, patiënten en verzekeraars die hebben gezien en ervaren dat de zorg anders ingericht kan worden. Martine Kerkhof is geëmotioneerd als ze zegt: “Het is jammer dat mijn vader dit succes niet meer mag meemaken. Hij overleed een jaar nadat de pilot in Nijmegen startte, maar voordat grootschalige resultaten binnenkwamen en het écht begon te vliegen. We zijn er nog niet, want pas als iedere vrouw voor deze oplossing kan kiezen is ons doel bereikt. Maar we komen er wel. Wat mijn vader het allermeest deugd zou hebben gedaan, is het rapportcijfer van 9,4 dat patiënten van VCN deze zorg geven. Want daar begon het voor hem mee: goede en veilige zorg voor de moeder en haar ongeboren kind.”